donderdag 13 november 2014

Schoolopdracht: Den Triangel jaargang 8 editie 0


“Ik ben blij dat we er na drie jaar nog zijn!”
Perruche viert driejarig bestaan met een groots feest

De Perruche bestaat drie jaar en daar mag op gedronken worden. Zaterdag 27 september waren alle vrienden, familie en vaste klanten welkom voor een hapje en een drankje in de vooravond. Daarna was iedereen, maar dan ook echt iedereen, welkom.

Om zeven uur is het nog verdacht rustig in de Perruche. Hier en daar staan bloemen en planten verspreid door de asymmetrische ruimte. DJ Tokta staat zich rustig op te warmen in een houten DJ booth. Achter de bar staat een deel van de vaste Perruche-crew. “Dit is vast de stilte voor de storm. Als het zo wordt als vorig jaar, gaan we een wilde avond tegemoet”, lacht Joke Michielsen luidkeels. Joke, een vaste medewerkster, is ondertussen ook een goeie vriendin van haar bazin, Laura. De eigenaresse van de zaak is er zelf nog niet.

Warming up
Langzaam druppelen de gasten binnen. Stuk voor stuk worden ze verwelkomd door enthousiast gejoel en iedereen krijgt een feestelijk glaasje bubbels in de handen geduwd. Iedereen zit buiten op het gezellige terras van de warme avond te genieten. Ondertussen wordt binnen een grote tafel volgeladen met lekkers. Couscous, zongedroogde tomaatjes, ciabatta en een hoop andere geuren en kleuren vullen de ruimte. Iedereen lijkt zich enorm op zijn gemak te voelen. Mensen blijken elkaar allemaal te kennen en zijn blij elkaar weer te zien. “Amai, da's echt kei lang geleden dat ik u heb gezien zeg!” hoor ik een meisje met een enorme bos donkere en weelderige krullen roepen. Hinda is een vaste waarde binnen de Perruche. “Ik kom hier echt kei vaak en 't is hier altijd super plezant! Kijk, daar is ons Laura se!”
Laura (tweede van links) met haar vriendinnen en collega Joke (rechts)

Let's get this party started
Een taxi stopt voor deur en de eigenaresse van de zaak stapt uit. “Yooo de manne! Ik moet mij nog omkleden dus ik ben er sebiet!” Ze rent naar binnen en komt tien minuten later terug buiten gekleed in een sexy, zwart jurkje met open rug. “Allee, komaan, we vliegen erin”, roept ze al zwaaiend met een fles cava in iedere hand. Zodoende wordt de avond goed ingeluid. Al snel is het terras overladen met mensen van alle leeftijden. Laura ziet er gelukkig uit en geniet duidelijk van alle aandacht. “Ik ben superblij dat we er na drie jaar nog zijn. Ik heb soms moeilijke tijden gehad hier. Ik wist van tevoren dat het zwaar zou zijn, maar zo zwaar had ik het niet verwacht. Maar ik krijg er ook enorm veel voor terug. De band die je met je personeel en met je klanten opbouwt, is het mij dubbel en dik waard.”

En het is nog lang niet gedaan
Een groot gejuich stijgt op uit de massa mensen. Een Gipsyachtige fanfare verschijnt tussen het volk. Al snel verplaatst de feestende meute zich van het terras naar de straat. Daar kan er uitbundig gedanst en gezongen geworden. Iedereen gaat los. “Wat een superavond”, glundert Laura, “en ik heb eigenlijk nog enorm goed nieuws. Joke wordt vennoot binnen de Perruche. Jaja, het gaat zo goed dat we samen op zoek zijn naar een pand in Borgerhout om een tweede zaak op te starten.” Joke en Laura omhelzen elkaar en lopen vervolgens naar hun vrienden en familie toe om dansend de avond verder te vervolgen. De alcohol doet zijn werk, de nacht is nog jong.

Eigenaresse Laura (links) en vennoot & vriendin Joke (rechts)

zondag 2 november 2014

Schoolopdracht Drift Magazine

Back to the basics
Ecokamperen in de Kempen


Robinson wildernis
De regenplassen ontwijkend baan ik mij een weg door het bos. Na tien minuten zijn mijn sokken doorweekt en soppen ze in m'n schoenen. Tientallen meters verderop zie ik Willems' staart vrolijk kwispelend boven de struiken uitkomen. “Dag”. Een oude boer in een vaalblauwe overall steekt al mompelend zijn hand op. Verrast door het feit dat ik hier iemand spot roep ik net iets te hard “Hallo!” terug. Op dat moment zie ik het bordje “Bivakzone Molenheide”. Ik ben dus op de goede weg om een nachtje door te brengen in alle rust en stilte. Ik heb enkel het hoognodige bij me. Een tentje, slaapzak, handdoek, sokken, wc-papier en een koelbox met wat kookspulletjes met drinkwater en eten voor Willem en mij. Oh ja, en een spannend boek om de uurtjes door te komen.

Natuurlijk lekker
Al snel kom ik uit op een zonovergoten, open plek met een ruime vlonder waar ik mijn mini tentje op kan zetten. Mijn 2minute-tent popt open en staat zelfs binnen de minuut. Ik knoop de scheerlijnen aan de vlonder, hier heb ik dus geen haringen en hamer voor nodig. Gelukkig maar want ik realiseer me net dat ik die vergeten ben. Mijn matje blaast zichzelf op, daar heb ik ook geen werk aan. Wat kan het leven toch mooi zijn. Ik trek mijn natte schoenen en sokken uit en hang ze in een boom. Op mijn paar reservesokken verken ik de bivakzone. “Wauw, wat is het hier mooi, hè Willem?” Maar Willem heeft geen oog voor mij. Hij verdwijnt in het maïsveld om hier een minuut later als een speer weer uit te komen. Vervolgens valt hij in een sloot, gaat kopje onder en komt spartelend weer boven. Ik lach. Als hij naar me toe rent ruik ik het al. “Gadverdamme goorlap, je stinkt!” Gelukkig is de bivakzone voorzien van een ouderwetse waterpomp. Ik sleep Willem eronder en spoel het vieze slootwater van hem af. Al bibberend vleit mijn doorweekte hondje zich tegen me aan. Ik wikkel hem in de enige handdoek die ik heb en wrijf hem warm. Ook mijn reservesokken zijn nat.

Me, myself and my dog
Genietend van het bescheiden najaarszonnetje lees ik mijn boek. Ik voel me soms wat ongemakkelijk zo alleen in de natuur. Het is wel fijn maar het voelt ook een beetje gek om zo helemaal op jezelf toegewezen te zijn. Stel je voor dat er iets gebeurd. Ik heb opeens spijt dat ik mijn gsm niet meegenomen heb. Plots hoor ik geritsel in de bosjes. Een eekhoorntje komt nieuwsgierig kijken. Willem spitst zijn oren en het eekhoorntje vlucht de boom in. Ik zie hem over de stam naar boven rennen waar hij vanaf een tak goed zicht op ons heeft. Best bijzonder. Verder zijn er geen wilde dieren te bespeuren. Wel staan er hier en daar verschillende paddenstoelen in het gras. Ik vraag me af of ik die zou kunnen eten.

Fire in the hole
Na een uur heb ik het wel gezien en besluit ik een vuurtje te stoken. De zon gaat onder en mijn voeten zijn ijskoud. De plek is voorzien van een vuurkorf en verderop staat een beschut schuurtje met stookhout waar ik de hele winter wel mee door kan komen. Het hout ligt perfect beschut dus is droog genoeg om te branden. Willem is mij dankbaar en ik ook. Ik sleur mijn matje uit de tent en ga onder mijn slaapzak naast het vuur liggen met mijn voeten in de lucht. “Wat nou als er iemand aankomt en mij hier zo ziet liggen?” vraag ik me af terwijl ik mezelf weer rechtop hijs. “Wie weet is er nog wel iemand onderweg naar deze plek, is het dan niet een beetje schraal als ik er zo bij lig?” Ik ben me veel te bewust van mezelf. Zelfs hier. Dat had ik niet verwacht. “Jezus Sophie, verman je en probeer te genieten van deze prachtige plek.” Ik ga weer liggen en pak m'n boek. “Verdomme, een kussen was geen overbodige luxe geweest.” Ik prop Willems' vieze handdoek onder m'n hoofd en stort me vol overgave op m'n boek.

Held op sokken
Al kwijlend op m'n boek word ik wakker van een blaffende hond. “Willem”, murmel ik, “sssht, kom hier!” Willem heeft weer wat gezien en gaat angstig tekeer tegen iets wat in het maïsveld lijkt te zitten. Ik zie niets. “Kijk dan, mietje, er is helemaal niks.” Ik pak de zak met marshmallows uit mijn rugzak en prik er een paar op een stokje dat ik op de grond vind. “Kut, het vuur is uit.” Met mijn aansteker en wc-papier probeer ik het vuur weer aan de praat te krijgen. “Yes! Het brandt!” Wat een gedoe zeg, de eerste keer ging het beter. Ik neem mezelf voor om het vuur nu constant brandend te houden. Enthousiast steek ik het stokje met lekkers in de vlammen. Iets te enthousiast blijkbaar want al snel is de hele reeks spekjes zwartgeblakerd. Ok, nieuwe poging. Ik moet het stokje boven het vuur houden in plaats van erin. Maar dat blijkt nog niet zo simpel. “Auw!” Ik verbrand m'n vingers. Ik heb een langere stok nodig.

Smakelijk
Oefening baart kunst. Ik ben best een goede marshmallow bakker, zo blijkt. Na een tijdje heb ik door hoe het werkt en eet ik mijn buikje rond aan de zoete troep. Ik gooi er nog een blokje op en rommel wat rond op de bivakzone terwijl ik nu en dan wat hout op het vuur gooi. Ik heb broodjes en knakworsten bij maar honger heb ik niet. Shit. Ik moet poepen. Gelukkig is het al bijna donker. Ik pak de rol toiletpapier, graaf een kuiltje met mijn handen en hurk me neer tussen de varens. Dit vind ik leuk. Als ik klaar ben, maak ik het kuiltje weer dicht en loop ik, trots op deze heldendaad, weer terug naar het vuur. Ik gooi er nog wat blokken op, lees een tijdje in mijn boek en besluit mijn tentje in te kruipen om te gaan slapen. Ik ben blij dat ik Willem heb om tegenaan te liggen, want 't is toch best fris in dat tentje. Ik luister naar het knetterende vuur en buitengeluiden. Heerlijk. Ik word helemaal rustig en denk na over leuke dingen. Langzaam val ik in slaap.

Ochtendstond
Als ik 's ochtends wakker wordt, merk ik dat ik er nogal verkleumd bij lig. Willem ligt in mijn schoot en weigert te bewegen als ik hem een beetje opzij duw om naar buiten te kijken. Het is koud maar ik zie het zonnetje haar best doen om erdoor te komen. Door de ochtenddauw zie ik dat het vuurtje nog smeult. Ik twijfel om er hout op te gooien maar heb nog geen zin om op te staan. “Ik moet helemaal niks, man”, ik lach om mezelf en nestel me weer in de slaapzak. Slapen lukt niet meer maar ik geniet van alles om me heen. Langzaam voel ik de warmte van het zonnetje door het tentzeil dringen.

Hot dogs
Mijn maag rommelt maar mijn koude voeten willen niet naar buiten. Hoopvol kijk ik vanuit mijn tentje naar de boom waar mijn schoenen in hangen, om vervolgens te constateren dat deze nog net zo nat zijn als gisteren. Mijn paar reservesokken is niet zeiknat, maar ik voel aan mijn koude voeten dat ze nog wel vochtig zijn. Op mijn tenen loop ik langs het vuur, dat uiteraard gedoofd is, naar de boom. Ik pak mijn natte schoenen uit de boom en doe ze aan. Ik vul Willems' waterbak bij de pomp maar ik heb geen zin om het kampvuur weer aan te steken. Gelukkig heb ik een gasvuurtje, waarmee ik thee zet en knakworsten kan opwarmen vanuit m’n tentje. De witte broodjes zijn niet vers maar dit zijn de beste hotdogs die ik ooit al gegeten heb. Willem krijgt er ook een paar. Ik voel het zonnetje op mijn rug en beetje bij beetje krijg ik het weer wat warmer. Na nog even genoten te hebben van de rust en de mooie omgeving, is het tijd om naar huis te gaan. Ik pak mijn spullen, dat zijn er niet zoveel dus dat gaat snel. Het 2minute-tentje is wat moeilijker in te pakken dan op te zetten maar na 10 minuten heb ik ook dit voor elkaar gekregen. Ik hang de wateremmer terug op zijn plek en kijk nog eens rond of ik niks achter laat. Smachtend naar een warme douche, maar gelukkig, keer ik huiswaarts.







Schoolopdracht Drift Magazine

De Sanseveria

De goeie ouwe sanseveria. Ook wel gekend als vrouwentongen. Vijftig jaar geleden vond je deze ijzersterke plant vooral in bruine cafés. Hij staat bekend om zijn luchtzuiverende werking. Oersterk maar ook vrij saai waardoor ze eind vorige eeuw langzaamaan van het toneel verdwenen. Toch vult menig mens vandaag de dag alsnog al zijn mogelijke ruimtes met deze nostalgische kamerplanten. Ze zijn niet alleen enorm hip, maar ook nog eens erg makkelijk in onderhoud.




Oorsprong
De sansevieria, sanseveria of vrouwentong behoort tot de dracaenaceae familie. Er zijn wel 70 verschillende soorten en vindt zijn oorsprong in zuidelijk Afrika en Azië. Daar gebruikt men de planten al eeuwen voor verschillende doeleinden. Men gebruikt de gedroogde bladeren bijvoorbeeld om manden te vlechten of als verband bij eerste hulp. Het sap werkt infectie­werend. Er zijn zelfs specialisten die beweren dat de planten in de buurt van kinderen vervelend gedrag kunnen inperken. Uit een onderzoek van plantenexpert Kamal Meattle blijkt deze plant bijzonder goed in staat om vooral 's avonds zuurstof aan te maken en zo kan ie bijdragen aan een gezond leefklimaat in huis.
De bekendste voor ons is de sanseveria trifasciata, herkenbaar door de gele lijnen die over de randen van de bladeren lopen. Deze was in de jaren zeventig al de populairste kamerplant in Vlaanderen. Je vindt de plant vaak in een ruimte zonder gezelschap van andere planten.

Popi Jopi
Toen in 1974 het bekende programma Simplisties Verbond voor een aflevering naar Vlaanderen trok, spraken Van Kooten en De Bie op voorhand af dat hun sympathisanten als herkenningsteken een sansevieria voor het raam zouden zetten. Toen ze in Vlaanderen aankwamen, werden ze begroet door vensters en zelfs appartementsblokken vol sanseveria's. De plant was duidelijk al onderdeel van de Vlaamse cultuur.
Naast de bruine cafés sierden ze ook vaak scholen. Van alle planten waren zij de enigen die een schoolvakantie overleefden zonder water.
Op een gegeven moment werd de plant wat saai en verdween hij langzaamaan uit beeld.


Tot een aantal jaren geleden plantenverdelers deze prachtige plant weer ontdekten en hiermee aan het werk gingen. Nieuwe trendy types ontstonden met bijzondere kleuren en vormen en zo is de voorbije vier jaar de vraag naar de sanseveria verdubbeld.

Liefdevol verwaarlozen
Met deze plant kan je weinig verkeerd doen. Door zijn zwaardvormige, vlezige blad heeft hij veel eigenschappen van een vetplant en is hij eenvoudig te onderhouden. Binnenshuis kan je ze eigenlijk overal neerzetten. Een klein beetje licht is altijd wel welkom maar zelfs in de volle zon blijft de sanseveria in leven.


De ideale hoeveelheid water hangt af van de potgrootte en lichtintensiteit. Ze hebben dikke wortelstokken waardoor ze makkelijk water vasthouden. Het is dus, godzijdank, geen ramp is als je af en toe vergeet zijn dorst te lessen. In de winter kan de vrouwentong 6 tot 8 weken zonder water. In de zomer kan dezelfde plant achter een raam op het zuiden 2 tot 3 keer zoveel water nodig hebben.

Less is more
De enige manier om ze dood te krijgen is door ze te veel water te geven. Als je te veel water in de pot giet loop je het risico dat de plant verdrinkt. Dan kan het water nergens meer naartoe en kunnen de wortels gaan rotten en knakken de bladeren om. Als de grond nog vochtig aanvoelt heeft de plant dus geen extra gietbeurt nodig.
Ook voeding is voor hem geen must. De plant groeit niet snel en heeft daarom niet per se extra bouwstoffen nodig. Als je hem toch wilt voeden, hoef je maar ¼ van de aangeraden hoeveelheid van een normale kamerplant te gebruiken.
De plant wordt meestal niet groter dan 150cm. En wanneer je deze snoeit zal hij stoppen met groeien. Omdat je de plant dan zichtbaar beschadigt, vermijdt men dit.
Als de plant uit zijn voegen treedt, kan je hem makkelijk verpotten. Dit vormt voor de sanseveria geen enkel probleem. Een beschadigde wortel hier of daar kan weinig kwaad. Als ze in een sierpot gezet worden die 20% groter is dan de vorige, kunnen ze naar lieverlee verder groeien.




Wist je dat...

Een sanseveria in bloei kan staan? Echt goed is het niet voor de plant omdat dit erg veel energie vraagt. Daarom knippen de meeste mensen de bloemen eraf en zien wij die dus niet.

Hoe verder je de plant van het raam zet, hoe donkerder de bladeren worden.

Sanseveria's licht giftig zijn. Oppassen met kinderen en huisdieren dus!

De sanseveria uitgeroepen is tot “Student plant of the year”.

De NASA de plant mee nam op hun space shuttles omdat ze zo goed zijn voor de lucht. 

dinsdag 10 december 2013

nooit meer wat het zal zijn.


Eerste lentedag...


“Opstaan jongens, we willen zo gaan rijden.” Het is twee uur 's nachts en Papa staat in de deuropening van mijn slaapkamer. Voorzichtig maak ik Lander wakker “Eeey, opstaan vriendje, we gaan op vakantie.” Opgewekt spring ik uit bed om mezelf in mijn roze joggingbroek te hijsen. Lander is nog niet helemaal goed wakker maar uiteindelijk is ook hij klaar voor de rit. De picknickmand gaat als laatste in de auto die overladen is met skispullen voor de komende week. Al zwaaiend naar mijn broertje, die op het huis mag passen, rijden we oprit af. De pick-up jeep lijkt groot maar die achterbank blijkt verdomd klein te zijn. We zijn nog geen kilometer van huis en van de volle picknickmand is nog amper iets over. Met zijn mond vol brood roept papa naar ons: “En jongfens zitten jullie een beeftje lekkfer daar afterin?" - “Jaja, we doen ons best”, antwoord ik al sjorrend aan het dekbed. Het is donker en er is geen kat op de weg. Lander en ik liggen languit op de achterbank. Na een hoop gedraai en geprop, hebben we besloten dat deze lepeltjeshouding ons prima bevalt. Ik lig knus met mijn rug tegen Landers' borst, hij met zijn armen om mij heengeslagen. “Lig je lekker?”, vraagt Lander terwijl hij zachtjes in mijn zij knijpt. Ik lach en teken een smiley op het raam boven ons hoofd. Ik nestel me nog dieper in zijn schoot terwijl Lander zich tegen mij aandrukt. “Slaap lekker, vriendje, als we wakker worden zijn we in Frankrijk.” “Mmm”, antwoordt hij, “Slaapwel, Sophietje”. Ik luister naar zijn ademhaling die steeds zwaarder wordt. “Shit man, waarom kan ik nou nooit gewoon eens meteen in slaap vallen?”, mopper ik in mezelf. Voorzichtig probeer ik te gaan verliggen zonder Lander wakker te maken. Met het geluid van de ronkende motor op de achtergrond zak ik langzaam weg in gedachten. Lander en ik, samen bengelend in een skilift met uitzicht op besneeuwde bergtoppen.

Opeens een knal en ik ben op slag helder. Ik word vanaf de achterbank naar voren gekatapulteerd waardoor ik tussen de twee voorstoelen klem kom te zitten. Al worstelend richt ik mezelf op en klamp me vast aan papa's hoofdsteun. “Wat doe jij!” schreeuw ik verdwaasd. “Hou je vast!!”, brult papa. Zijn stem gaat door merg en been. Een golf van paniek overvalt me. Met een enorme snelheid duikelen we de diepte in en zie ik de felgroene grassprietjes door de voorruit op me af komen. Het gras is hel groen omhuld door een glanzend laagje zilverkleurig ochtenddauw. Het is de eerste dag van de lente.

Ik droom. Ik denk dat ik droom. Het is pikdonker. Ik heb geen idee waar ik ben. Ik kan niet bewegen. Ik droom. Of toch niet? Ik heb zin om verder te slapen. Waar was ik voordat ik ging dromen? Ik lag met Lander in de auto. Lander? Lander! We zijn verongelukt. Kut. Ik moet hier uit. Ik roep. Maar ik zie niks. Ik hoor niks. Ik voel niks. Puur afgaand op mijn instinct probeer ik me los te wringen uit datgene wat mij vasthoudt. Er komt een vaag besef dat ik in de deken gerold lig waaronder wij in slaap vielen. Gevolgd door een overweldigende drift om de auto uit te komen. De bezorgdheid naar Lander toe dat ik hem geen pijn mag doen op weg naar buiten want hij ligt hier ook. Heel voorzichtig wring ik me uit het dekbed. Via het kapotte zijraampje kruip ik op ellebogen en knieën het asfalt op. De glasscherven knarsen en snijden in mijn huid. Ik ben verdoofd. Ik kan niet verder kijken dan waar ik me op dat moment bevind. Lander moet die auto uit! Ik hoor mijn naam ergens in de verte. Versuft probeer ik mijn hoofd op te richten. "Oh Sophie, je bent niet dood!” Ik zie mijn vader in de verte. De straatlantaarns schijnen een gelig licht op hem. Hij staat kromgebogen over een lichaam. Daarna komt hij moeizaam op mij af gestrompeld. Ik zit in een hele dichte waas en alles gaat heel traag. Uit het niets staat er opeens een vrouw voor me. Ik kijk naar boven. Ze knielt voor mij neer. Op dat moment zie ik Lander waardoor ik alles om me heen vergeet. Zonder na te denken sleep ik mijn lichaam naar hem toe. “Lander, Lander! Alsjeblieft wordt wakker. Geef antwoord!” Ik vlei me tegen zijn verstijfde lichaam aan. Ik omarm hem terwijl we samen op het asfalt liggen. De vrouw van daarnet komt in kleermakerszit bij ons zitten en legt mijn hoofd in haar schoot. Ze vertelt me dat we een heel erg ongeluk hebben gehad en dat iedereen opgelucht is dat ik nog leef. Ik ben blij dat ze er is. Ik ben haar dankbaar en wil dat ze voor altijd blijft. Ik word weer even helder. Het besef dat ik midden op het asfalt tegen het levenloze lichaam van mijn vriendje lig, komt als een mokerslag binnen. “Lander luister, dit is gewoon een droom. Als je straks wakker wordt zijn we in de bergen en gaan we snowboarden”, fluister ik hem toe. De vrouw praat tegen mij terwijl ik tegen Lander praat. Ik schreeuw. Ik huil. Ik ben stil. Lander reageert niet. Maar het horen van zijn zware ademhaling stelt me gerust. Er is ook een onbekende man. Deze man komt op ons af. Hij is lang en mager en hij is in het Engels aan het bellen. Tegen mij praat hij Nederlands. Hij hoort bij de vrouw. Met een bezorgde blik onderzoekt hij Lander. Ondertussen zie ik papa met moeite op ons af strompelen. Als een aap, op armen en benen baant hij zich een weg naar ons. Dan besef ik dat het lichaam, waar hij zich overheen boog, mama is. Dit is niet goed. We zijn in de hel beland. Mama ligt 15 meter verderop en geeft geen enkel teken van leven. Ik heb te weinig kracht om me op richten en me naar mama te verplaatsen. Papa strompelt gebroken in het rond. Af en toe schreeuwt hij wanhopig iets over hulpdiensten die niet komen. De man is bezig met de twee lichamen terwijl hij in zijn telefoon schreeuwt. En ik lig met een wildvreemde vrouw en mijn vriendje in een plas met bloed. Zijn bloed. Zouden er nu geen ziekenwagens moeten komen? Ik kijk om me heen. Chaos. Overal spullen. Bloed. Glas. Wat is er gebeurd? Autos rijden langzaam voorbij en ik zie afkeer in de ogen van de passanten. “Stop! Arrête!”, roept de helpende man naar de autos, “we hebben hulp nodig, er moeten mensen warm gehouden worden!” Niemand stopt. Niemand. Behalve één vrachtwagenchauffeur maar die besluit na het aanschouwen van het gruwelijke tafereel toch maar weer door te rijden. Het scheelt niks of hij rijdt zo over Lander en mij heen. Ik zie de gigantische banden langs mij heen glijden. “Godverdomme doe eens even normaal man, stomme klootzak!”, krijs ik, op slag weer helder. Een intens gevoel van hulpeloosheid overvalt me. Wat sta je daar nou? Gooi die sigaret weg en kom helpen! Kijk eens wat je hier hebt aangericht! Dit is allemaal jouw schuld!” hoor ik de behulpzame man weer schreeuwen. In een fractie van een seconde probeer ik me op te richten om te zien wie ons dit heeft aangedaan. Maar de vrouw legt mijn hoofd weer in haar schoot. Ze praat tegen mij en ik luister naar haar zachte stem. Ik weet niet wat ze zegt. Ik vraag haar of het goedkomt met Lander. Ze zegt dat we moeten bidden. "Bidden?" Ik word boos: “Eerlijk zeggen! Komt het goed met hem of niet?” De vrouw kijkt me aan en antwoordt dat ze me heel graag zou willen vertellen dat het allemaal goed komt maar dat ze dat niet kan. Dat het wel heel erg slecht gaat met Lander maar dat ik erin moet blijven geloven en we hem erbij moeten houden. Dus roep ik hem. “Lander! LANDER!” Van de ene op de andere seconde zijn Landers' ogen wijd opengesperd. Dat geeft me hoop. Ik hoor hem ademen. Hij ademt en zijn ogen zijn open. Hij is jong en sterk en zal dit overleven. Ik word rustig en ontspan mezelf. Papa en de behulpzame man zijn ergens in de verte bezig met mama. Opeens begin ik te giechelen. “Oepsie, sorry ik heb in mijn broek geplast”, fluister ik tegen de vrouw terwijl ik naar de donkere vlek in de kruis van mijn broek kijk. Ze glimlacht en omarmt mij. “Dat is toch helemaal niet erg, Sophietje.” Ik zak weer weg. Na een eindeloze afwachten hoor ik sirenes en zie ik helikopters boven mijn hoofd vliegen . Ambulanciers rennen schreeuwend in het rond. Ik kijk toe terwijl een paar mannen in felgele pakken zich over Lander ontfermen. Het apparaat dat ze met hem verbinden geeft een hartslag! Hij leeft! Zie je wel, hij leeft! Op het moment dat ze hem intuberen, reageert Lander heel heftig. Zijn lichaam stokt en kronkelt. “Pas op, jullie doen hem pijn!”, gil ik. Maar niemand hoort mij. Ik zie dat papa een eindje verderop in elkaar gezakt naar mij ligt te kijken. Ik voel me rustig, moe en ik zak weer weg. Helikopters stijgen weer op en vliegen weg. Lander is weg. Mama is weg. Papa is weg. Dan ben ik aan de beurt. Ik word op een brancard getild en een ambulance in gereden. Er wordt Frans gepraat. Ik versta de ambulancebroeder, hij zegt lieve dingen. Dan besef ik weer dat Lander weg is. Ondanks de hele situatie spreek ik nog prima Frans “Où est mon copain? Est-ce-que mon copain est mort?” Ik word aan een infuus gelegd om een paar uur later wakker te worden in het ziekenhuis. Daar hoor ik dat Lander overleden is en mama nog in levensgevaar verkeert. 



_______________

Een dronken bestuurder is met een rotvaart achter op onze auto geknald woordoor we gekatapulteerd zijn en meermaals overkop gingen. Lander en mijn moeder zijn uit de auto geslingerd. Lander kwam op het asfalt terecht en mijn moeder in de berm. Lander overleed drie uur later in het ziekenhuis. Mama heeft het, ondanks haar ontelbare zware letsels, overleefd. Het duurde ruim 55 (!) minuten voordat de hulpdiensten ter plekke waren.
Lieve mensen. Stap niet dronken in de auto. Er zijn nog veel te veel mensen die dit, ondanks alle waarschuwingen, doen. Als deze man niet met alcohol op achter het stuur was gekropen, was dit ongeluk hoogstwaarschijnlijk nooit gebeurd en was velen een berg ellende bespaard gebleven. 










donderdag 28 november 2013